Chrisjan Bosch
‘Je moet soms hard voor jezelf zijn’
Chrisjan Bosch (58) woont aan de Dorpsstraat maar is geboren en getogen aan de Loosbroekseweg. Destijds gemeente Nistelrode, maar ‘unne echte Losbroekse’. Hij zat hier op de lagere school en voetbalde lange tijd bij WHV.
Hij volgde de middelbare agrarische school om boer te worden. “Dat deed je toen gewoon, een echte boer nee, zo voelde ik me niet, maar het hoorde er toen een beetje bij. Mijn ouders hadden een klein gemengd bedrijf met varkens en koeien. In 1988 trouwde ik met Liesbeth en we namen het bedrijf over van mijn ouders die verhuisden naar ’t durp.” Samen kregen ze een zoon en drie dochters. “Ik werkte er nog wat naast als zzp-er, bij een loonbedrijf en bij een kozijnenmaker in het dorp. Tot 2001 ongeveer. We hadden net een put gebouwd om het bedrijf uit te breiden met een zeugenstal, toen er pest en mond- en klauwzeer uitbrak. Toen er tegelijk ook een opkoopregeling voorbijkwam besloten we te stoppen. Voor het slopen van de stallen bracht sloop- en grondbedrijf Dijkhoff uit Heeswijk een offerte uit. Ik kon daar meteen zelf ook gaan werken en dat bleek een schot in de roos, het beste wat ik ooit gedaan heb, ik ben er thuis, ze zijn zoals ik: gewoon hendig en doen wat je zegt. Dat past precies bij mij.”
Vrachtwagen
Op 24 april 2006 verongelukt hun zoon Peter. “Dat is verschrikkelijk. Een gitzwarte tijd, maar het gaat weer hoor. Ik ben, denk ik, net zo gelukkig als iemand anders. Je hebt nog steeds af en toe slechte dagen, maar ook heel veel goede. In het begin denk je: dat wordt nooit meer iets, maar we zijn er samen goed uitgekomen. Hoe moeilijk ook. Ik vergeet nooit meer dat ik het nieuws kreeg te horen toen ik aan het werk was bij Dijkhoff. Ze hebben me daar supergoed opgevangen, maar toch moest ik daar even afstand van nemen. Ik kon er niet meer zijn. Tot iemand die ook wat had meegemaakt tegen me zei: je moet soms hard voor jezelf zijn om door te kunnen. Dat is ook zo. Ik heb meteen de telefoon gepakt en gezegd dat ik de volgende dag wilde werken. Eerst weer in de kozijnen, later toen Dijkhoff de vrachtwagen met een kraan kocht, ging ik dat weer doen. Dat wilde ik altijd al, heerlijk werk op een mooie auto. Ik rijd wat door Bernheze en een beetje daarbuiten om snoeiafval op te halen. Een beetje eigen baas en juist dat vrije leven past me precies.”
Voetbalclub
Drie jaar geleden besloten ze het huis aan de Loosbroekseweg te verkopen en hun intrek te nemen in het huis van zijn ouders, die inmiddels zijn overleden. Een huis dat volledig werd gestript en helemaal naar wens weer up-to-date is gemaakt. “Van een oud huis naar een huis waar alles nieuw en goed aan is. We hebben er veel zelf aan gedaan. Onze meiden hebben er mee de vloer uitgeslagen en de tegels afgebikt. En het is prachtig geworden met een heerlijke keuken en een gezellige serre. Ik ben echt heel blij met deze plek. Tegen de voetbalclub aan, naast Lunenburg en toch heerlijk rustig. We hebben van niemand last hier en genieten weer volop van kleine dingen. De kinderen zijn allemaal de deur uit, en ik hoef niets meer te doen als ik thuiskom van m’n werk. Ik lach me kapot, de robotmaaier maait zelfs het gras voor me. Ik hoef alleen m’n fiets nog maar te poetsen.”
Lekke Tube
Die fiets is een grote liefde. “Fietsen heb ik altijd graag gedaan. Zeker toen ik door knieblessures niet meer kon voetballen werd dat mijn grootste hobby. Ik heb vroeger zelfs nog ooit wielerwedstrijden gereden. Maar nu trap ik lekker mee met de Lekke Tube, het Loosbroekse fietsclubje. Op de woensdagavond 70 kilometer, op de zondagmorgen nog zo’n dikke 100. Ik ben een van de oudere leden, maar de jongere generatie fietst me er nog niet af. Ze proberen het wel maar dat lukt ze nog niet misschien,” lacht hij.
“En ik kan er nog hendig bij buurte ook. Mekaar kapot proberen te maken da’s ‘t mooie aan fietsen. Je moet elkaar aankijken en wanneer er iemand wat zwaar ademt juist nog even bijschakelen, dat klik-geluidje dat horen ze dan. Dat is zo lekker… Elke vergadering gaat het er weer over dat er een paar te hard fietsen, dá vind ik mooi.”
Tekst: Mathieu Bosch | Foto’s: Wim Roefs