Bert van Uden (85)
‘Alleen met wat herinneringen aan vroeger’
De klompen zijn er nog. Als enige loopt hij in Laverhof waar hij sinds september woont, op (nieuwe) houten klompen door het zorgcentrum. Hij werd geboren op het Hoogeind in Loosbroek als derde in een gezin van elf. “Toen de jongsten werden geboren waren de oudsten al aan het werk,” weet Bert.
“Het was toen thuis geen vetpot, we moesten allemaal wat doen om de kost te verdienen. Ik heb zelf in de Noordoostpolder gewerkt. Bieten dunne. Als bieten te dicht bij elkaar staan, groeien ze tegen elkaar aan en worden ze niet groot genoeg. We haalden de jonge plantjes die te dicht op elkaar stonden eruit. Zo kropen we zes dagen in de week over het land, jarenlang. We werden elke maandagmorgen met een bus opgehaald en zaterdag weer thuisgebracht.
Dan kregen we een ‘bulleke’ geld mee en dat moesten we thuis ook nog afgeven.”
Ploegen en dorsen
Dat veranderde toen hij daar een tractor te koop zag staan. “Ik dacht, die heb ik nodig dan kan ik bij ons in Loosbroek de boeren gaan helpen en voor mezelf beginnen. Ik kocht ‘m ‘vur un bietje’ en reed er zelf meteen mee naar huis, helemaal vanuit ‘t bovenland. Mijn vader was er niet blij mee, maar ik heb doorgezet en mijn droom kwam uit: er was al snel werk genoeg. Ze wisten me te vinden en ik had al snel veel vaste klanten. Vooral in de buurt, want ver rijden kostte me te veel diesel.
De meeste boeren hadden alleen een paard, een tractor was iets nieuws. Ik moest al vlug wat landbouwmachines bijkopen om aan de vraag te voldoen.
Hooi persen, dorsen, vrezen, koren maaien, alles. Wel in het klein. Ik ploegde hun land nog met een tweescharige ploeg, het was een andere tijd, nou hen ze wel tien scharen geloof ik.”
Het was aanpoten
Bert leerde zijn vrouw Jaantje kennen bij Pennings, daar werkte ze op zondag in ‘t café en doordeweeks in de winkel. Dat was aanpoten. “Ze moest altijd twee keer fietsen, een keer met t buukske om de bestellingen op te nemen, en dan weer terug om de boodschappen te gon brengen. Mar klaage din ze nooit.” Ze vonden een huis aan de Krommedelseweg en kregen vier kinderen: Wim, Hans Rian en Peter. “Allemol heel goei kiendjes,” zegt hij trots.
Bert werkte in die tijd ook nog bij Victoria Mengvoeders in Veghel. Maar als de boeren belden ging hij meteen naar huis. Daar was de directie het niet altijd mee eens, maar omdat het ook vaak klanten waren die voer afnamen, moesten ze hem wel laten gaan. “Ach, zij waren er goed mee, de boeren én ik,” weet hij nog. Het loonbedrijf zit hem nog diep. “Ik heb nog drie tractors, die moeten nog verkocht worden. De dorskast heb ik wel al verkocht, die draait nog steeds als oldtimer op landbouwwerktuigendagen, das toch mooi?”
Een heel goed mens
In augustus van het vorig jaar is zijn vrouw Jaantje overleden. Al snel daarna verhuisde hij naar Heeswijk. Na 85 jaar moest hij Loosbroek uit.
“Och d’n aard, wanneer hedde die? As ge ‘t niet meer allemol wit, wat moete dan?”, zegt hij berustend. “Alleen ging het echt niet meer. En er is echt goei hulp, ze zijn allemaal vriendelijk en behulpzaam. Maar ik denk nog heel veul on hoe t waar. Ik had een heel goei vrouw, echt een heel goed mens, daar denk ik nog elke dag aan. Ik heb nog vier kinderen en natuurlijk de kleinkinderen die regelmatig onkomme, maar ik ben toch vooral alleen. Alleen met wat herinneringen aan vroeger dan, maar die worden ook steeds minder. We zullen het er mee moete doen.”
Tekst Mathieu Bosch foto Wim Roefs