goud van oud

Jan Bosch

Gewoon is eigenlijk ’t mooiste

Jan Bosch (89) is geboren en getogen in Loosbroek, zijn wieg stond aan de Kampweg, hij groeide op aan de Loosbroekseweg, en woont sinds 1960 aan de Dorpsstraat.

In zijn huisje met opvallend veel klokken, kruisjes en rozenkransen, hangen en staan veel foto’s van overledenen. “Zo blijven ze bij me, ik kijk elke ochtend bij het scheren mijn vijf broers en een zus aan die er niet meer zijn. We waren met z’n tienen thuis, acht jongens, twee meiden.” Jan was de zevende in de rij. “Ik heb een goei leven gehad,” kijkt hij terug. “Ik ging naar de landbouwwinterschool in het dorp en haalde m’n melkdiploma. Mijn vader verhuurde me aan een boer in de buurt. Later ben ik gaan werken als chauffeur. Eerst bij een hovenier, later als chauffeur bij d’n Boerenbond (CHV), bij Lunenburg transport en weer later bij het Waterschap.” Zijn grote liefde vond hij op een steenworpafstand: Miet Hurkmans. Een gezin met veel meiden waar niet toevallig ook twee van zijn broers hun vrouw vonden. “We hadden acht jaar verkering, zonder één keer samen te slapen. De hele avond bij haar thuis aan tafel zitten, een hand op de knie, dat was het wel.”

BORREL

Ze kochten een stuk grond van Martina van Menzel, leenden geld bij kassier Bert van Driel en bouwden het stekje waar hun vier zonen werden geboren en waar zoon Ronny intussen het voorhuis bewoont. “Miet werkte harder dan ik, het opvoeden van vier ondeugende jong heeft ze heel goed gedaan. Ik hoefde alleen maar te gaan werken, zij deed de rest. Het was gewoon goed. Eigenlijk is gewoon het mooiste.” Miet overleed in 2014. Jan heeft inmiddels acht kleinkinderen en drie achterkleinkinderen. De vier zoons komen elke donderdagavond trouw een pilske drinken. “Alleen? Ach, ik rijd soms drie keer per dag naar de caravanhandel van m’n zoon. Daar is altijd praat, en ik heb veel mensen in de buurt die ik vaak zie. De een brengt elke week heerlijke soep, de ander komt een biertje drinken op woensdag, op zaterdag ga ik ergens kaarten en bij een ander ga ik elke maandag een borrel drinken. En onze jongens zijn goed voor mij, er belt elke dag wel iemand.”

PASTOOR

Jan zingt al meer dan 70 jaar in het gemengd koor, maar dat staat op een laag pitje. Net als zijn kerkbezoek. “Ik ben net zo gelovig als pastoor Joost Jansen, alleen valt het bij mij niet zo op. Ik vond altijd dat ik naar de kerk moest. Door corona is dat minder geworden maar bidden kan ook hendig thuis. Onze-Lieve-Heer is niet gek. Er is nog iets, dat geloof ik. Ik ben twee keer bijna dood geweest, een keer op mijn vijftigste, en nog een keer op m’n tachtigste. Toen werden de kinderen aan mijn bed geroepen, maar ik werd beter. Ach, ge bent pas unne goeie as ge dood bent, door moete we dan mar nog efkes op waachte.”

Tekst: Mathieu Bosch. Foto: Eveline van Uden-Buijs.