WIM VAN DRIEL
‘Als ik iets niet graag doe dan doe ik het ook niet’
Wim van Driel is 88 jaar en woont sinds zijn geboorte in zijn boerderij aan de Koningsstraat. Zijn ouders bouwden de boerderij in 1929 en met de onderbreking van zijn diensttijd van twee jaar heeft Wim op deze plek altijd gewoond en gewerkt.
Op zijn 14e jaar ging hij van school om te werken bij een oom die in de handel zat. “Hij handelde in van alles en nog wat. Daar was hij heel goed in.” Wim ging bij hem werken totdat hij op zijn 20e in dienst moest. Eerst 4 maanden in Maastricht en daarna nog 16 maanden in Assen. “Ik ging er zonder straf in en ik kwam er zonder straf uit. Toch hield ik er wel van om de bazen een beetje te pesten. Maar als er werk gedaan moest worden, dan deed ik dat trouw, dus ik kon wel een potje breken.”
CHINA
De vader van Wim was boer. Hij hield koeien, varkens en paarden en verbouwde onder andere suikerbieten. “Mijn vader had veel verstand van stamboekvee. Van mijn vader heb ik het geleerd. Die keek naar een varken en kon precies het gewicht in kilo’s bepalen. En dat bleek dan bij de slachter altijd te kloppen.” In de loop der jaren heeft Wim veel paarden gehad en gefokt. Nu heeft hij er nog maar vijf. “Ik kan heel goed met paarden omgaan. Ik praat met ze. Ik zie in één minuut of het een goed paard is. Dat is een gave die ik van mijn vader heb geleerd.” In de loop der jaren heeft hij veel paarden aan bekende ruiters en maneges verkocht, tot in China toe. Maar naar de veiling gaan zit er nu niet meer in. “Vroeger gingen wij naar de Brabanthallen in Den Bosch. Nu moet je thuis op een scherm naar een paard kijken en bieden. Dat kan ik niet.”
OORLOG
Wim laat ook de voormalige koeienstal zien en de melkmachine waarmee hij 20 jaar lang eersteklas melk leverde. “Grard van der Heijden en ik hadden in Loosbroek altijd de beste melk bij de keuring. En daar kregen wij dan een halve of een hele cent per liter meer voor! Al kuierend komen we aan het einde van ons gesprek. Wim vertelt dat hij tevreden is. “Ik heb heel mijn leven gewerkt en met het stamboekvee gehandeld. Ik was voor de duvel niet bang en ook heel sterk. Maar je wordt ouder en dat geeft ook meer vrijheid. Als ik iets niet graag doe dan doe ik het ook niet. Wat ik nog wel zou willen is Auschwitz bezoeken. Ik was een jongetje van zeven toen de oorlog uitbrak en ik herinner mij daar veel van. Later heb ik veel over de oorlog gelezen en films erover gezien. Hier in Loosbroek hebben in de oorlog zo’n 400 kanonnen en tanks ingegraven gelegen. Waarschijnlijk ligt er nog van alles in de grond want ze zijn vertrokken zonder op te ruimen. Dat hebben wij later allemaal zelf moeten doen.”
Tekst: Wietske Piek. Foto: Wim Roefs.