Arno van der Heijden
‘Hoe pittiger hoe beter’
Arno van der Heijden (49) woont met zijn vrouw Karin en hun twee kinderen aan de Krommedelseweg, het voormalige huis van de Fam van den Boom. De zelfstandige IT’er was jarenlang beroepsmuzikant. De liefde voor de hoorn kreeg hij thuis met de paplepel ingegeven. Ook zijn vader speelt erg mooi hoorn. Als kind sloot hij zich aan bij de fanfare in zijn toenmalige woonplaats Sint-Oedenrode: Nos Jungit Apollo. Een koperen blaasinstrument waarvan de buis is opgerold in de vorm van een cirkel. “Ik besloot het serieus aan te pakken en ben gaan studeren aan het conservatorium in Tilburg,” vertelt Arno. “Daar ben ik opgeleid tot ‘Docerend en uitvoerend musicus’. Ik ben les gaan geven en heb daarnaast wat geschnabbeld in het circuit. Zo werkte ik bij het Nederlands Ballet Orkest, bij het Residentie Orkest in Den Haag maar ook in het Metropole Orkest. Dat is muzikaal gezien de hemel, alles gaat vanzelf, je hoeft alleen maar op jezelf te letten. Het waren spannende tijden waar ik moeilijke dingen heb gedaan.”
LIPSPANNING
Beroepsmusicus is een zware baan, het vraagt om zes dagen in de week studeren en pittige piekmomenten. Vooral het solliciteren en voorspelen was voor hem een stress-ding. Daarbij is er gewoon te weinig werk. Van de tien mensen die afstuderen aan het conservatorium vindt er één een baan. “Toen we zekerheid nodig hadden bij het stichten van een gezin, heb ik gekozen voor mijn andere hobby: computers. Daar heb ik vervolgens mijn werk van gemaakt. Ik begeleid processen en samenwerkingen in kantoren van grotere bedrijven.” Toch blijft de hoorn binnen handbereik. “Ik speel nog in het Veghels kamerorkest Alveare. We oefenen nu voor de 6e symfonie van Beethoven. Pittig, maar hoe pittiger hoe beter. Elk koperblaasinstrument bespeel je met lipspanning,” legt hij uit. “Je kunt het er niet een beetje bijdoen. Vergelijk het met een sprint van 100 meter. Zo moet je die spieren ook trainen. De techniek is belangrijk, maar de conditie moet je ook blijven onderhouden.”
ZALIGMAKEND
Hoornisten blijken een apart slag volk. “Het zijn bijvoorbeeld geen drinkers, ze hebben genoeg aan een spaatje-rood. Een groot verschil met trompettisten, die lusten wel een borrel, het liefst met een biertje erbij, die hebben echt ander bloed. Het instrument en het leven passen bij me. Ik was niet goed genoeg voor de top, zo realistisch ben ik ook wel. Maar de liefde voor muziek blijft. Muziek dóet wat met je. Het zorgt ervoor dat je completer wordt. Alles wat je doet zorgt ervoor dat je persoonlijkheid zich ontwikkelt. Muziek stimuleert zowel de linker- als de rechterhersenhelft. Dat brengt je verder en maakt je sterker. Bovendien mag muziek dan niet zaligmakend zijn, het kan heel goed zorgen voor een euforisch gevoel, als alles perfect gaat is het soms zelfs beter dan seks,” lacht hij.
Tekst: Mathieu Bosch. Foto: Wim Roefs.